Adoptie vanuit een land dat partij is bij het Haags Adoptieverdrag, wordt in principe erkend, ook al heeft de adoptie niet de automatische rechtsgevolgen die men in de adoptieouder(s) en eventueel andere familieleden beoogde, omdat die landen hun internationale privaatrecht zodanig hebben ingericht dat de adoptie fiscaal gezien niet of minder gunstig uitpakt.
Adoptie uit een niet-verdragsland kan in Nederland erkend worden via de rechter.
Adoptie naar Nederlands recht kan aangevraagd worden: door gehuwden en samenwonenden na een verzorgingstermijn van één jaar en een samenlevingsverband van drie jaar;
bij adoptie door één persoon na een verzorgingstermijn van één jaar.
Voor een buitenlands adoptiekind met een machtiging tot voorlopig verblijf -plichtige nationaliteit moet een mvv-aanvraag worden ingediend terwijl het kind in het land van herkomst verblijft.
Voor deze adoptiekinderen kan de aanvraag voor een verblijfsvergunning schriftelijk bij de IND worden ingediend.
In de meeste gevallen wordt in het land van herkomst een adoptieuitspraak gedaan die in Nederland via een juridische procedure erkend kan worden.