Met artikel 7:613 BW is beoogd enerzijds een adequaat niveau van bescherming tegen eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden te bieden, maar anderzijds ook ruimte te bieden aan werkgevers om arbeidsvoorwaarden te kunnen ordenen.
De werkgever kan slechts een beroep doen op een schriftelijk beding dat hem de bevoegdheid geeft een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen, indien hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Uitgangspunt is dat arbeidsvoorwaarden in beginsel niet eenzijdig kunnen worden gewijzigd.
De kernproblematiek van art. 7:613 bestaat enerzijds uit de betekenis en uitwerking van (de afwezigheid van) een tussen werkgever en werknemer gesloten eenzijdig wijzigingsbeding en anderzijds uit de verhouding tussen art. 7:613 BW en art. 7:611 BW.
Artikel 7:613 BW is ingevoerd bij wet van 14 februari 1998, Stb. 107, en is in werking getreden op 4 maart 1998.