Dan over naar de fiscale gevolgen van een bv-opheffing.
Om het overzicht te houden gaat dit artikel uit van een holding-bv die alle aandelen houdt in een werk-bv.
Een dga houdt alle aandelen van de holding.
Als de bv eenmaal is uitgeschreven uit het Handelsregister, meldt de Kamer van Koophandel (KvK) dat aan de Belastingdienst.
De fiscus stuurt vervolgens een brief waaruit blijkt of de ondernemer nog een laatste BTW-aangifte moet doen (meestal wel).
Pas daarna krijgt de ondernemer van de Belastingdienst de definitieve bevestiging dat diegene geen BTW-ondernemer meer is.
Daarnaast moet er een laatste VPB-aangifte volgen.
Ook hierbij maakt het veel verschil of er nog wel of geen vermogen in de bv zit.
Want bij deze aangifte zal de ondernemer moeten afrekenen over aanwezige stille of fiscale reserves, zoals een egalisatiereserve.
Ook als de bv in de vijf voorgaande jaren nog investeringen heeft gedaan en daar aftrek voor heeft gekregen, moet daarover afgerekend worden.
Dan is namelijk de desinvesteringsbijtelling van toepassing op de aangeschafte bedrijfsmiddelen.
De opheffing heeft ook privégevolgen voor de dga, want die raakt zijn aandelen in de bv kwijt.
Het liquideren van een bv wordt fiscaal gelijkgesteld met een verkoop.
De dga moet dus afrekenen in box 2 van de IB.
Daarbij is van belang of er een winst of juist een verlies ontstaat uit deze som: de liquidatie-uitkering minus het originele aankoopbedrag van de aandelen.
Blijft er een plus over, dan moet hij dat aangeven als inkomen in box 2.
Is er een verlies, dan valt dat mogelijk nog te verrekenen met inkomsten in box 2 uit het voorgaande jaar of de volgende zes jaar.
Lukt dat niet, dan kan de dga het verlies onder voorwaarden laten omzetten in een belastingkorting in box 1.