De curator legt de volgorde van uitbetalen vast op basis van afspraken in de faillissementswet, waarbij de plaats in de rangorde afhangt van het soort schuld dat de schuldeiser opeist.
Als eerste worden de boedelvorderingen betaald, dit zijn schulden die ontstaan na de uitspraak van het faillissement en waarvan de wet zegt dat het een boedelschuld is.
Daarna komen schuldeisers met een preferente vordering aan de beurt, zoals de Belastingdienst en medewerkers die nog loon krijgen van voordat het bedrijf failliet ging.
Vervolgens worden de concurrente vorderingen betaald als er genoeg geld is, en als laatste de postconcurrente schuldeisers als de concurrente schuldeisers zijn betaald en er nog geld over is.
Separatisten, zoals schuldeisers met hypotheekrecht of pandrecht, staan los van een faillissement en mogen een schuld direct opeisen zonder eerst bij een curator te doen.