De Faillissementswet beschrijft wat er gebeurt op het moment dat een schuldenaar zijn schulden niet meer kan betalen en failliet wordt verklaard.
De wet is opgesteld in 1893.
In de wettekst van het wetboek staat dat het de wet op het faillissement en de surseance van betaling is.
De Faillissementswet valt onder de insolventiewetgeving die in Nederland van kracht is.
In een toelichting bij de Faillissementswet staat dat deze wet het belang van de gezamenlijke schuldeisers op het oog heeft.
Daarom wordt bij het faillissement beslag gelegd op het hele vermogen van de schuldenaar (de gefailleerde), zodat de schuldeisers allemaal een evenredig deel van het vermogen kunnen vorderen.
Dit wordt ‘gelijkheid van schuldeisers’ genoemd (paritas creditorum).
Als slechts een deel van de schuldeisers beslag zou leggen op het vermogen van de schuldenaar, zou er niets overblijven voor de overige schuldeisers.