Onroerend goed gaat over objecten die niet verplaatst kunnen worden, zoals gebouwen, grond, woningen, fabrieken en kantoren.
Met grond wordt bijvoorbeeld landbouwgrond genoemd, maar ook bosgrond en bouwgrond.
Onder onroerend goed vallen ook vast verbonden zaken, zoals objecten die stevig zijn bevestigd aan een gebouw of grond.
Onroerend goed kan ook nog betrekking hebben op rechten, denk aan opstalrechten en erfpacht.
De waarde van de grond wordt bepaald aan de hand van de grootte, de locatie, de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen en de mogelijkheden voor gebruik.
Bij gebouwen hangt de waarde af van bijvoorbeeld de staat van onderhoud, de functionaliteit en de locatie.
Onroerende zaken horen bij vastgoed, dit is hierboven al uitgebreid besproken.
Bij vastgoed horen ook de rechten en plichten die een eigenaar heeft.
Hierbij kunt u denken aan het recht om de grond en gebouwen te mogen gebruiken, te verkopen of te verhuren.
Maar er zijn ook plichten en dan moet u denken aan bijvoorbeeld het betalen van belastingen en het onderhoud van onroerende zaken.
Het zijn dan de zaken die niet verwijderd kunnen worden, zonder de ‘structuur’ te beschadigen.