De openbaarheid van de behandeling van en uitspraak in een zaak wordt gerekend tot de beginselen van het burgerlijk procesrecht. Uitzonderingen op dit beginsel zijn echter mogelijk. De eis van openbaarheid en de gronden waarop de rechter een uitzondering op die openbaarheid kan maken, zijn vastgelegd in art 27 Rv.
De terechtzitting is openbaar. De rechter kan evenwel gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren of slechts met toelating van bepaalde personen bevelen:
a. in het belang van de openbare orde of de goede zeden,
b. in het belang van de veiligheid van de Staat,
c. indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen,
d. indien de openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
Gevraagd om meer inzicht te geven in de betekenis van de 'vage' gronden genoemd in art. 27 Rv, moest ook de minister erkennen dat de in art. 27 lid 1 sub d. genoemde grond weinig concreet omschreven is.
Al met al lijkt ernstige schade aan het belang van een goede rechtspleging een 'sluitingsgrond' waar heel veel onder kan vallen.
In alle situaties waarin openbaarheid op de een of andere manier in de weg staat aan het goede functioneren van de rechtspraak, zowel bezien vanuit het materiële perspectief van een juiste rechtsbedeling, als vanuit het daarmee samenhangende formele perspectief van een eerlijke, doelmatige en effectieve procedure, is het belang van een goede rechtspleging in het geding.
Zo kunnen zaken die het aanzien van de rechterlijke macht schaden, het materiële functioneren van de rechtspraak belemmeren: indien het gezag van en vertrouwen in de rechter ernstig aan het wankelen wordt gebracht, zullen partijen eerder hun toevlucht nemen tot middelen die met minder waarborgen voor een evenwichtige rechtsbedeling zijn omgeven.