De politie mag niet zomaar alles in beslag nemen.
De politie moet zich houden aan de strikte voorwaarden in de wet voor inbeslagneming.
Of een beslag rechtmatig is gelegd, is afhankelijk van verschillende factoren die steeds zorgvuldig moeten worden nagelopen.
Als het beslag onrechtmatig is gelegd, dient dit in beginsel te leiden tot teruggave.
In hoofdlijnen gaat het om twee voorwaarden:
1. Het voorwerp moet vatbaar zijn voor beslag
2. de beslaglegger moet daartoe bevoegd zijn
Wil de inbeslagneming rechtmatig zijn geweest, dan dienen de hiervoor geldende voorschriften door de politie te zijn nageleefd.
Inbeslagneming kan een vijftal doeleinden dienen:
- waarheidsvinding
- aantonen wederrechtelijk verkregen voordeel
- verbeurdverklaring
- onttrekking aan het verkeer
- veiligstelling verhaalsrecht ivm geldboete of ontnemingsmaatregel (conservatoir beslag, 94a Sv).
Inbeslagneming met het oogmerk van teruggave aan de rechthebbende is dus niet geoorloofd.
De wettelijke grondslag voor de inbeslagneming kan gevonden worden in het Wetboek van Strafvordering (artt. 95 – 110 Sv.), maar ook in enkele bijzondere wetten, zoals artikel 52 WWM, art. 9 Opiumwet, en artikel 18 Wet Economische Delicten.
De politie mag niet zomaar een woning binnentreden.
Voor het binnentreden van een woning gelden bijzondere regels die zijn neergelegd in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi).
Een van die regels is dat er een machtiging nodig is om de woning binnen te treden, ook wel een huiszoekingsbevel genoemd.
De politie mag niet zomaar overgaan tot een onderzoek aan kleding (fouilleren), doorzoeking en inbeslagneming van voorwerpen.
Er moet altijd wel een sprake zijn van tenminste een situatie van waarbij de verdachte op heterdaad is aangehouden een redelijk vermoeden van schuld bestaat voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De opsporingsambtenaar en de (hulp-)officier van justitie zijn onder bepaalde voorwaarden tot inbeslagneming bevoegd.
Deze voorwaarden zijn neergelegd in de artikelen 56, 95, 96, 96a, 96b en 551 Sv ten aanzien van de opsporingsambtenaar en in de artikelen 56, 96c, 97 en 100 Sv ten aanzien van de (hulp-)officier van justitie.
Sommmige bijzondere wetten geven een ruimere bevoegdheid, zoals artikel 18 Wet op de Economische Delicten, artikel 9 lid 3 Opiumwet en artikel 52 lid 1 Wet Wapens en Munitie.
Overigens zijn de rechter-commissaris en ook een ieder in bepaalde situaties bevoegd tot inbeslagneming.