:

Wat is de betekenis van artikel 1:265b BW?

Jerel Reilly
Jerel Reilly
2025-10-15 22:21:39
Count answers : 9
0
Het artikel 1:265b BW houdt in dat de kinderrechter de gecertificeerde instelling kan machtigen de minderjarige uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De machtiging kan worden verleend op verzoek van de kinderrechter zelf, de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie. De raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie legt bij het verzoek het besluit van het college van burgemeester en wethouders over. De kinderrechter kan in afwijking van de gewone procedure een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen zonder dat het college van burgemeester en wethouders een daartoe strekkend besluit heeft genomen, indien het belang van het kind dit vergt.
Allene Crist
Allene Crist
2025-10-15 21:36:23
Count answers : 12
0
Een uithuisplaatsing kan worden opgelegd indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, of als het nodig is de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige te onderzoeken.

Lees ook

Wat is de betekenis van artikel 1:277 BW?

Als er een gezagsbeëindiging is uitgesproken, kunt u de rechtbank op een gegeven moment ook verzoeke Lees meer

Hoe lang moet ik partneralimentatie betalen?

De partneralimentatie bedraagt maximaal 5 jaar. Of korter, als het huwelijk of geregistreerd partne Lees meer

Haleigh Konopelski
Haleigh Konopelski
2025-10-15 20:48:14
Count answers : 4
0
Artikel 1:265b BW machtigt de kinderrechter om de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling te machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De machtiging kan eveneens worden verleend op verzoek van de raad voor de kinderbescherming of op verzoek van het openbaar ministerie. Voor opneming en verblijf als bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, of 6.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet is geen machtiging als bedoeld in het eerste lid vereist, doch een machtiging als bedoeld in genoemde artikelleden. Deze machtiging geldt voor de toepassing van artikel 265a als een machtiging als bedoeld in het eerste lid.
Arnulfo Stoltenberg
Arnulfo Stoltenberg
2025-10-15 19:36:00
Count answers : 6
0
Deze bepaling regelt de machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling. Het college van B&W is bevoegd om een individuele voorziening tot jeugdhulp te treffen en is verantwoordelijk voor het aanbod van jeugdhulp inhoudende een uithuisplaatsing.

Lees ook

Wat is de betekenis van artikel 178 van het Burgerlijk Wetboek?

Geen aansprakelijkheid krachtens artikel 175, 176 of 177 bestaat indien: de schade is veroorzaakt d Lees meer

Werner Gleason
Werner Gleason
2025-10-15 18:38:50
Count answers : 7
0
Door het nemen van een verleningsbesluit als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet worden de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders vastgesteld. De beoordeling van het college dat een individuele voorziening noodzakelijk is, vestigt een aanspraak jegens de gemeente op deze voorziening. Uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid dat de door het college te treffen individuele voorziening ten minste een beschrijving van de plaats waartoe de machtiging strekt dient te bevatten. Het college conformeert zich in het door de raad overgelegd besluit van17 maart 2015 op voorhand en zonder enig voorbehoud aan de bevindingen van het onderzoek van de raad en voegt daaraan toe dat ‘een verzoek aan de kinderrechter tot een uithuisplaatsing een mogelijke uitkomst kan zijn’. Daarmee onttrekt het college zich aan zijn wettelijke taak en verplichting om, waar de raad heeft vastgesteld dat een jeugdige in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen jeugdhulp nodig heeft, ten behoeve van deze jeugdige een op hem toegesneden individuele voorziening te treffen op het gebied van jeugdhulp. Weliswaar biedt artikel 2.11 Jeugdwet het college de mogelijkheid de uitvoering van de Jeugdwet door derden te laten verrichten, maar juist ‘de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders’ zijn daarvan uitgezonderd. In het door de raad overgelegd besluit van het college kan de kinderrechter dan ook niet het ingevolge artikel 1:265b lid 2 BW vereiste besluit bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet zien.